Borstelneuzen en gevlekte pantsermeervallen
De meerval heeft zijn reputatie als afvalverwerker van het aquarium niet ten onrechte, want met grote eetlust verslind hij voerresten en algen. Je kunt er echter niet van uitgaan dat de overblijfsels van andere aquariumbewoners genoeg zullen zijn. Ook de bodemploeg moet voorzien worden van genoeg voer, bijv. door voedertabletten voor meervallen. In dit artikel stellen wij twee vertegenwoordigers van de meervallen aan je voor, die ook voor beginners geschikt kunnen zijn.
De ancistrus sp. dolichopterus – borstelneus
De borstelneus is meestal de eerste die na de inlooptijd in het nieuwe aquarium intrekt. Hij is een buitengewoon goede algeneter, die met zijn grote bek glas, planten en de decoratie afzuigt. De meerval kan ca. 14 cm lang worden, de vrouwtjes blijven wat kleiner. De mannetjes onderscheiden zich door geweiachtige uitsteeksels op hun kop, die de vrouwtjes niet hebben. Een wortel in het aquarium is onmisbaar voor iedere meerval, omdat die hier essentiële vezels van afschuurt.
Het houden van borstelneuzen
De borstelneus heeft een heldere, zuurstofrijke kom nodig van minstens 80 cm lengte, meerdere mannetjes alleen in grote aquaria, omdat de dieren territoriaal zijn.
pH: 5,8 – 7,8
Hardheid: 2° – 27° dH
Temperatuur: 23° – 27°C
Deze vis, meestal ’s nachts actief, moet absoluut een holletje hebben, dat hij tegen andere aquariumbewoners kan verdedigen. Buiten hun hol is deze meervalachtige vredelievend.
Kroost
Als je een mannetje en een vrouwtje houdt, laat hun kroost niet lang op zich wachten. Kuit wordt in holen afgezet. Na het paaien zorgt het mannetje voor het broed, door de eitjes te bewaken en hun met zijn borst- en buikvinnen water toewaait. Ongeveer vijf dagen later komen de jonkies uit. Ze blijven nog ca. 10 dagen in het hol en worden door hun vader bewaakt. In die tijd krijgen ze hun voeding van hun dooierzak, de rest van het eitje. Zodra deze eerste voorraad op is, verlaten de kleintjes het hol en zwemmen de wijde wereld in.
De corydoras paleatus – gevlekte pantsermeerval
De grote pantsermeervalfamilie omvat veel verschillende soorten, die ieder individuele eisen stellen aan houders. De gevlekte pantsermeerval, die hier behandeld wordt, is een prachtige vertegenwoordiger van zijn soort. Net als alle pantsermeervallen (en leerplichtige jongeren) is ook hij vaak in scholen te vinden en kan daarom niet alleen gehouden worden. Houd ze het liefst in groepen van minstens 5 dieren. Als ze goed in hun vel zitten zoeken deze potsierlijke dieren de bodem af naar voerresten. Toch moet je er ook hierop letten dat ze voldoende voeding krijgen.
Het houden van pantsermeervallen
Corydoras paleatus worden ca. 7 cm groot en zijn in de handel ook vaak in hun albinovariant – wit met rode ogen. Vooral als je op aanwas van je meervalkolonie hoopt hebben de dieren lichtelijk zuur, zacht water (temperatuur 22° – 26°C) en fijnkorrelige bodemgrond, idealiter zand, met veel beplanting nodig.
Het wateroppervlak moet ten minste gedeeltelijk leeg blijven, omdat pantsermeervallen zogenaamde darmademers zijn. Pantsermeervallen ademen niet alleen door kieuwen, maar schieten af en toe naar het wateroppervlak om wat water in te slikken, dat dan door speciale cellen in het maag-darmsysteem wordt opgenomen. Vanwege dit wonderbaarlijke ademhalingsproces moet het wateroppervlak altijd per se van lucht voorzien worden en niet totaal afgedekt zijn. Wees extra voorzichtig bij CO2-bemesting!
Als je als bodemgrond kiezels gebruikt, moet je beslist op afgerond grind letten, omdat de pantsermeerval zich anders bij het woelen lelijk kan verwonden.
Je moet in ieder geval meer informatie over de behoeften van meervallen in een vakboek nalezen, voordat je als aquariumexploitant begint. Hiervoor zijn de boeken Aquarienfische van Helmut Stallknecht of Welse van Schäfer uiterst geschikt, mits je Duits kunt.